| 45 |
No 13. Hoewel dit huis nooit heeft uitgemunt door omvang of door bouwstijl, zoo wordt het hier toch door mij beschreven, omdat naar mijne overtuiging het is geweest het ouderlijk huis van den Bosschen heilige, den H. Leonardus van Vechel, een der martelaren van Gorcum, eene overtuiging, die hierop is gevestigd, dat dit huis het eenige huis was, dat zijn vader bezat en het geheel onwaarschijnlijk is, dat deze, die in den Bosch het eenvoudig beroep van kaarsemaker uitoefende, daar een ander huis zoude bewoond hebben.
Die vader, wiens voornaam was Goyard en wiens vader was Peter Peterszn van Vechel, kocht 8 Maart 1546 (Reg. n° 172 f. 149 vso) de helft in dit huis bij eene akte, die luidt als volgt:
Cum Johannes, filius legitimus quondam Hermanni Michielsz, ab eodem et quondam Margareta, sua uxore, filia quondam Willelmi Robbyns, pariter genitus; Lambertus, filius Mathiae Ghysbertszn et Johannes, filius naturalis Henrici dicti Verbeeck, ab eodem Henrico et quondam Maria, sorore, dum vixit, quondam Johannae, filiae dicti quondam Willelmi Robbyns relictaeque, dum vixit, quondam Henrici Voss, filii quondam Jacobi Voss, pariter genitus, tanquam legatarii seu heredes dictae quondam Johannae relictaeque quondam Henrici Voss, tanquam potentes vigore testamentorum dicti quondam Henrici Voss necnon dictae Johannae, medietatem cujusdam domistadii, siti in Buscoducis in vico, tendente a vico Vuchtense versus Forum piscium in opposito domus de Postula inter hereditatem Catharinae relictae quondam Arnoldi dicti van der Weyden ex uno et inter
| 275 |
hereditatem Gerardi dicti die Cuyper ex alio latere et medietatem domus supra dictum domistadium exsistentis bereditarie supportassent Engberto, filio quondamm Henrici Toelinck, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptïs Theodoricus, filius dicti qnondam Engberti, filii quondam Henrici Toelinck, dictam medietatem domistadii et dictam medietatem domus supra dictum domistadium existentis hereditarie supportavit Godefrido, filio quondam Petro Peterszn de Vecbel. Den 11 April 1548 (Reg. n° 174 f. 328) kocht de vader van den H. Leonardus van dit huis de andere helft bij eene akte van den navolgenden inhoud:
Vermits Johanna weduwe van Henric Voss Jacobszn uit kracht van diens testament de helft van een huis met erf, staande te den Bosch in de straat, die loopt van de Vughterstraat naar de Vischmarkt, tegenover het Huis van Postel, tusschen het huis van Johannes de Roey ex uno en dat van Lambert die Cuyper Gerardszn ex alio, welk huis genoemde Henric Vos gekocht had van mr. Jan van Lytt, timmerman en diens vrouw Heylwich weduwe van Jacob van Bree Jacobszn, verkocht had 1) aan Jacob Janszn van Dueren, glazenmaker (vitrifex); vermits daarna Jan, zoon van genoemden Jacob van Dueren en weduwnaar van Elisabeth, dochter van Mathias die Vlemminck, het vruchtgebruik van deze helft in gezegd huis, nu staande in de Postelstraat tusschen dat van Cornelis, den schrijnwerker, ex uno en dat van Johannes van Rode (of de Rode) ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot het erf van den messenmaker Henrick van Roggel, afgestaan had aan Jacob, den zoon van Jan van Dueren en Elisabeth voornoemd, alsmede aan Andries, zoon van Henrick van Broeckhoven, als man van Anna, dochter van genoemden Jan van Dueren en Elisabeth, de dochter van Elisabeth de Vlemminck, en vermits vervolgens genoemde Jacob en Andries, de laatste als man van Anna, die helft verkocht hadden aan meergenoemden Jan Jacobszn
| 276 |
van Dueren, zoo heeft deze Jan, zoon van Jacob, den zoon van Jan van Dueren, glazenmaker, deze helft, waarvan de wederhelft reeds toebehoort aan Goyard, den zoon van Peter van Vechel, verkocht aan dezen Goyard van Vechel. Deze, die in een cijnsboek van het voormalig Baselaarsklooster van den Bosch (waarin vermeld staat, dat zijn huis, staande in opposito domus de Postula, ten behoeve van dat klooster bezwaard was met eene grondrente) eenvoudig genoemd wordt Godefridus Petri die Kersmaker, of wel, zooals in het Bosch schepenregister n° 256 f. 260, candellifex, had twee zusters Catharina en Weyndelmodis, van wie niet blijkt dat zij trouwden. Hij huwde eerst met Adriana van Lommel, waardoor hij vader werd van eenen zoon Peter van Vechel, zooals blijkt uit de navolgende akte van 6 Februari 1543 (Reg. n° 177 blz. 200): Godefridus, filius quondam Petri de Vechel, relictusque legitimus quondam Adrianae suae uxoris, filiae quondam Johannis de Loemel, usumfructum sïbi competentem in medietate quorumcunque bonorum, mobilium et immobilium, hereditariorum atque paratorum, nullo bonorum genere dempto, videlicet in illa medietate dictorum bonorum, quae Petro, filio Godefridi et quondam Adrianae praedictorum, per et post mortem dictae Adrianae, suae matris, jure successionis hereditarie advoluta est et quae eidem Petro per el post mortem didi Godefridi, sui patris, adhuc advoldendum est, ubicunque locorum consistenlem, sitam, solvendam ac competentem, ut dicebat, legitime supportavit dicto Petro, suo filio, ab ipso Godefrido et dicta quondam Adriana, sua prima uxore, pariter genito, effestucando, promittens enz. Onmiddelijk na deze akte droeg bedoelde Peter van Vechel voorschreven helft aan zijnen vader over.
Van gezegde vrouw had Goyard van Vechel ook nog eene dochter Maria, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 4 April 1554 (Reg. n° 191 f. 184), waarbij hij ten haren behoeve denzelfden afstand van vruchtgebruik deed als ten behoeve van haren genoemden broeder, waarna zij hetzelfde deed als deze. Het is onbekend wat van deze twee kinderen geworden is.
| 277 |
In tweeden echt huwde Goyard van Vechel, de kaarsenmaker, met Yda, dochter van Leonard Arndszoon, zooals blijkt uit de volgende Schepenakte van den Bosch van 2 Dec. 1564 (Reg. n° 212 f. 47), waarin ook hunne kinderen vermeld worden:
Yda, filia quondam Leonardi Arntszn, relictaque quondam Godefridi Peeterszn de Vechel, cum tutore, doet afstand van tocht, haar toekomende in domo, area et vacua hereditate, sitis in Buscodusis in vico Apostolico, dicto die Postelstraet, e regione domus de Postula, inter hereditatem Cornelii Thomass, scrinipari, ex uno, et inter hereditatem Johannis 2), filii quondam Johannis Lievens de Mennen, ex alio, tendentes a dicto vico ad hereditatem Henrici, filii quondam Johannis Roggen 3), ut dicebat, ten behoeve van en aan Adriano et Catharinae, ejus sorori, liberis Ydae et quondam Godefridi predictorum, ad opus eorum et ad opus domini et magisiri Leonardi, presbyteri, filii Ydae et quondam Godefridi predictorum et ad opus Hadewigis,
| 278 |
filiae Arnoldi Mars, ab eodem Arnoldo et quondam Elisabeth, sua uxore, filiae Ydae et quondam Godefridi predictorum, pariter genitorum, nee non ad opus liberorum impuberum Adriani, filii quondam Mathei de Herlaer, ab eodem Adriano et quondam Theodorica. sua uxore, filiae Ydae et quondam Godefridi saepe predictorum, pariter genitorum. 2 December 1564.
Op deze akte volgt onmiddellijk de navolgende van denzelfden datum:
Notum sit universis etc. constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicti Adrianus et Gatharina, ejus soror, liberi Ydae et quondam Godefridi predictorum, pro se ipsis et adhuc pro domino et magistro Leonardo, eorum fratre, filio Ydae et quondam Godefridi predictorum, pro quo se fortes fecerunt; dictus Arnoldus Mars nomine et ex parte dictae Hadewigis, filiae Arnoldi et quondam Elisabeth predictorum, pro qua se fortem fecit et adhuc dictus Adrianus, filius quondam Mathei de Herlaer, nomine et ex parte dictorum suorum liberorum impuberum, ab eodem Adriano et dicto Theodorica pariter genitorum, pro quibus se fortem fecit, dictam domum, aream et vacuam hereditatem dederunt ad annuum et hereditarium censum Henrico 4), quondam Johannis Roggen.
Op zijde van deze laatste akte staat geschreven:
Aernt Henricxszoon van Zutphen, man ende momber van Yda, syne hunsvrouwe, dochtere Adriaens Goyartszn van Vechel, heeft bekent dat desen chijns van sestien ende eenen halven gulden is gequeten by heer ende mr Henrick Voss, presbyter ende Guilliam Voss, sijn broedere, als proprietarissen des onderpants. Actum 10 Juny 1619.
Zooals ook uit eerstgenoemde akte van 1564 blijkt, stond het ouderlijk huis van den H. Leonardus van Vechel in de Postelstraat tegenover het Refugiehuis der Abdij van Postel. Zijn vader had dit reeds den 8 Januari 1550 ten zijnen behoeve verbonden tot zekerheid eener lijfrente van 14 car. guldens, die hij hem verleend had, zooals blijkt uit de volgende Bossche Schepenakte van dien datum (Reg. n° 180 f. 279):
Godefridus Petri de Vechele promisit ut debitor principalis mihi ad opus magistri Leonardi, sui filii, dare ac solvere eodem magistro Leonardo annuam et vitalempensionem quatuordecim florenorum, Carolus gl. communiter vocatorum, ex domo, area ac vacua hereditate, sitis in Buscoducis in vico Postulense, inter hereditatem Cornelis Thomae, scrinarii, ex uno et inter hereditatem Johannis de Rode ex alio, tendentes a dicto vico ad hereditatem Henrici Roggen.
| 279 |
Blijkens eene akte van permutatie van 17 Februari 1599 (Reg. n° 262 f. 193) werden uit de nalatenschap van dezen Henrick Roggen getransporteerd: aan Henrick Gerardszu Vudits als man van Margriet, dochter van dien Henrick Roggen: een huys, erve, hoff ende afterhuis, genoempt den Witte Valck, gestaen ende gelegen (te den Bosch) in de Vnchterstraet ende uutgaende het voirs. afterhuys in de Postelstraet, met den uutganck aldaer in deselve Postelstraet, en aan Cornelis Wouterszn van Tilborch als man van Barbara, dochter alsvoren: een huys ende erve met sijn plaetske, genoempt het Geel Huys, gestaen ende gelegen bijnnen deser stadt in de Postelstraet tegenover hei Hus van Postell, zijnde dit huis bezwaard met eene grondrente ten behoeve van Aert Henrickszoon van Zutphen en eene dito ten behoeve van het Baselaarsklooster te den Bosch.
Den 2 December 1600 (Reg. n° 235 f. 41 vso) werd het Gele Huis weder getransporteerd bij eene akte, waarvan de inhoud is als volgt:
Peter, zoon van wijlen Nicolaas Janszn, als man van Barbara, dochter van wijlen Henrick Roggen en Anneken, en weduwe van Cornelis Wouterszn van Tilborch, doet afstand van den tocht, aan genoemde Barbara competerende van: huys, erf, plaats, genoempt het Geel huis, - staande in de Postelstraat tegenover het Huys van Postel, tusschen het huis eertijds vau Cornelis Thomaszn, schrijnwerker en nu mits zijne absentie geconfisqueerd zijnde, een gangske tusschen beiden liggende en tot het voorhuis van de Voetangel behoorende, ex uno en het huis eertijds van Jan Lievens van Mennen, nu van Aleid, dr van Henrick Roggen voornoemd, ex alio, strekkende van de straat tot het achterhuis van den Voetangel, - welk huis genoemde Henrick Janszn Roggen tegen Adriaan en Catharina, kinderen van wijlen Yken, dochter van wijlen Lenarts Aertszn en weduwe van Goeyart Peterszn van Vechel, gekocht had 2 Dec. 1564, en daarna bij boedelscheiding is toebedeeld aan Barbara, dochter van mr. Reyner Roggen, zoon van genoemden Henrick, en
| 280 |
en vervolgens bij contract van permutatie d.d. 17 Februari 1599 is gekomen aan Cornelis Wouterszn als man van Barbara, dochter van genoemden Henrick Janszn Roggen, — ten behoeve van Wouter, Anneken en Henrica, onmondige kinderen van Barbara voornoemd en Cornelis Wouterszn van Tilborch, waarop hun voogd Jan Wouterszn van Tilborch het verkoopt aan Jan, den zoon van mr. Goyart Loeff van der Sloot, gaande uit dit huis een erfcijns van 2 guld. 2 st. aan het convent van den Baseldonck te den Bosch. Bij Schepenakte van den Bosch van 5 Dec. 1611 (Reg. n° 283 f. 131 vso) verkocht genoemde Jan Loeff van der Sloot, (die de zoon was van mr. Goyart, den president-schepen van 's Hertogenbosch), als weduwnaar van Dirkje, de dochter van mr. Cornelis van Beeck Otto'szoon, krachtens de macht door haar aan hem bij haar testament verleend, dit huis aan Catharina Gysselen Henricksdochter, weduwe 5) van mr. Leonard de Vos, raad van 's Hertogenbosch, den zoon van Willem de Vos 6) en Jenneken van Geffen Leonards dochter. In die akte wordt het Gele Huis aldus omschreven: huys, erve met een ledige erffenisse oft plaetsken, gemeynlick genoempt het Geel huis, gestaen ende gelegen bijnnen 's Hertogenbosch in de Postelstraet, tegenover het Huys van Postell, tussen erffe, eertijts Cornelis, screynwercker ende daernae, mits sijnre absentie geconfisqueert geweest sijnde, een ganxken tussen beyde liggende ende tot den voorhuyse, den Voetangel genoempt 7), toebehoirende, aen d'een syde,
| 281 |
ende tussen erffe, eertijts Jans Lievens van Mennen, daernae (Alyts) dochter Henrix Roggen, aen d'ander syde, streckende voor aen de gemeyn Postelstraet ende achterwaerts tot erffnisse der voirs. Alijts. In deze akte staat van dit huis nog vermeld: welck voirs huys, erve ende plaetse Jan Wouterszn van Tilborch, als momboir van de onmundige kijnderen wylen Cornelis Wouterszoon van Tilborch ende Barbara sijn huysvrouwe, dochter wylen Henrix Roggen, in 1599 (lees 1600) aan genoemden Jan Loeff van der Sloot had verkocht, zijnde deze voogd tot dien verkoop gemachtigd bij het testament, dat door genoemden Cornelis Wouterszoon van Tiborch met consent van Barbara zijne huisvrouw gemaakt was ten overstaan van Heer Andnes van Hoesselt, priester en vice-plebaan der Kathedrale Kerk van St. Jan te 's Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van het Hoogwaardig H. Sacrament en getuigen.
Mr. Henrick de Vos, kanonik-graduaal der St. Janskerk te den Bosch, zoon van mr. Leonard de Vos voornoemd, verkocht 18 Februari 1648 (Reg. n° 394 f. 362) dit huis, dat alsnu omschreven werd als: eene huyingse ende erve met een plaetsken, gemeynlick genoempt het Geelhuys, staande in de Postelstraat tegenover het huis en de poort van Petronella van Broeckhoven weduwe van Guilliam Aertszn en staande tusschen het huis van Cornelis Wynants van Heusden, een gangske, behoorende tot het huis de Voetangel, tusschen beide liggende, ex uno en het huis der erfgenamen van Lucas Martens, kleermaker, ex alio, zijnde het door hem geërfd van zijne ouders, aan Abraham Albertszoon van Os.
Het Gele Huis verwisselde daarna nog herhaaldelijk van eigenaar; Adriana Mechtildis Petronella van Kerrenbroeck douairière van Joannes Baptista Helman, baron van Willebroeck, Ruysbroeck enz, erfde het van hare moeder Mechtildis Maria van Beugen, waarop zij het 12 Januari 1786 verkocht aan Theodorus Luyckx, koperslager te den Bosch; het daarnaast staand huis had deze in 1761 reeds gekocht; thans is dit huis, hetwelk in de eerste helft der 19e eeuw eene speldenfabriek
| 282 |
was, het magazijn der firma van Gulick Luyckx, terwijl het Gele Huis de stal en het koetshuis van die firma is; het achter gezegd magazijn in de Vughterstraat staand huis, het Verguld hekken genaamd, had meergenoemde Theodorus Luyckx 7 Mei 1760 al gekocht. Ik deelde de overgangen van het Gele Huis eenigszins uitvoerig mede om duidelijk te doen zien, dat dit huis dat der ouders van den H. Leonardus van Vechel was.
Omtrent dezen heilige komen in het Bossche Schepenregister n° 651 f. 58 nog de volgende akten voor:
a. 5 Juli 1571. Schepenen van den Bosch stellen heer ende mr Leonardt, sone wylen Goyardts Peeterszn van Vechel, pastoor ende canoniek der Collegiale Kerke van Sinte Marten ende St. Vincent tot Gorinchem, zijnen broeder Adriaan en Arndt Mars, weduwnaar van Elisabeth, diens eerste huisvrouw, dochter van Goyardt voornoemd, als naaste bloedverwanten van Hadewig, onmondige dochter van Arndt Mars en wijlen Elisabeth voornoemd, tot voogden over deze Hadewig aan en machtigen hen haar huisraad te verkoopen.
b. 12 Juli 1571. Heer ende mr. Lenardt, sone wylen Goyarts Peeterszn van Vechel, pastoor ende canoniek der Collegiale kercke van Sinte Marie ende Sinte Vincent tot Gorinchem; Adriaen, sone des voirs. wyle Goyarts Peeterszn van Vechel, sijn broedere, als gestelde ende geordineerde momboirs van ende over Hadewige, onmundige dochtere Arnts Mars, van denselven ende wylen Elisabeth, dochtere Goyarts Peeterszn van Vechel voirs., syne yerste huysvrouwe, tsamen verweckt, als gemechtigt tot sgeens navolgende is enz. ter eenre, ende Arndt Mars, nagelaten weduwer des voirs. Elisabeth, dochtere Goyarts Peeterszn van Vechel, syne yerste huysvrouwe, alsse leeffde ende met hem Catharina, sijns Arndts tegenwoirdige huysvrouwe, dochtere Jans Andrieszn, ter andere syden, hebben aangegaen sekere accoirt in manieren hiernae volghende:
Dats te wetene in recompens van alsulcken huysraedt, dair saliger Elisabeth voirs. inne bestorven is, ende hem Arnden
| 283 |
Mars ter tochte ende den voirs onmnndigen ten erffrecht competerende, dewelcke midts laps van den tyde eensdeels is versleten, gebroken ende verloren, soo men verclairde, alsoe dat denselve nyet wel reconnrabeJ en was, soe hebben de voirs. Arnt Mars ende Catharina syne huijsvrouwe hen midts desen overgegeven, dat sy sullen voldoen alsulcken concept van testamente, nochtans nyet gesolempniseert wesende, als die voirs. Arndt Mars metter voirs. Elisabeth, syne ierste huysvrouwe, cranck liggende ende subytelick voir de solempnisatie desselve concepts gestorve, hadde gemaect ende geconcipzeert, als te wetene, dat de lanxt levende tsijnder tochte ende heurder beyder kijnderen tsamen verweet ten erffrecht uuyte hootstoel 8) soude belegge de somme van tweehondert gulden van 20 stuiv. 't stuck. Enz.
De nalatenschap van Goijard Peterszn van Vechel werd 14 Dec. 1575 ten overstaan van Schepenen van den Bosch 9) verdeeld tnsschen Adriaen. zoon van wijlen Goyert Peterszn van Vechel; Lyntgen, dochter wijlen Goyert Peterszn voornoemd; Aernd Mars in den naam zijner dochter Haesken, verwekt bij zijne vrouw Lysken, dochter wijlen Goyert Peterszn voornoemd en Adriaan Matheuszoon van Herlaer in den naam van Matheus, Goijard, Aelken en Anneken, zijne kinderen, verwekt bij Dierxken, zijne eerste vrouw, dochter wijlen Goyert Peterszn van Vechel. Het waren alleen grondrenten, die zij verdeelden.
De afstammelingen van Goijard Peterszoon van Vechel, den kaarsenmaker, waren zooals uit vorenstaande akten reecis gedeeltelijk is kunnen worden opgemaakt,
van diens eerste vrouw Adriana van Lommei Jansdochter:
a. Peter van Vechel,
b. Maria van Vechel.
Van diens tweede vrouw Yda, dochter van Leonard Arndszoon:
| 284 |
c. Adriaan van Vechel. Bij Schepenakte van den Bosch van 1564, waarbij hij gezegd werd ingezetene en burger van die stad te zijn, machtigde hij Martenen van Hoochhecken. wonende te Aken, om aldaar voor hem geld in te vorderen van Jan Goossens den jonge. Den 27 Maart 1573 kocht hij van de executeurs van het testament van Lambert van Oirle en van de erfgenamen van Dierixken, dochter van Jan Spyckers en huisvrouw van genoemden van Oirle, het huis, genaamd de Gulden paternoster, staande aan de Groote Markt te den Bosch opten hoeck der corte cameren. Nog kocht hij een huis, staande te den Bosch aan den Vughterdijk over de Molenbrug, dat hij echter in 1576 weder verkocht (Reg. n° 226 fol. 310). Hij huwde met 1° Catharina, dochter van Jacob Hermanszn en Anna, dochter van Jacob Corneliszoon; 2° Maryken van den Kerckhoff. De kinderen van zijne eerste vrouw, zijnde Jacob 10), (die 19 Aug. 1590 huwde met Mechteld, dochter van Eoelof Noppen Janszn); Dierixken, begijn in het Groot Begijnhof te den Bosch; Aelken, (die huwde met Peter, zoon van Adriaan Artssen); Yken, (die huwde met Aert van Zutphen, koopman te den Bosch 11), zoon van Henrick Aertszoon van Zutphen 12) en Petronella Hagens); Heylken, (die huwde met Marcelis Andrieszoon) en Jenneken, (die huwde met Jan, den zoon van Jan Janszoon van der Sluys en Maria Gielis van Hedel), deelden 12 October 1594 de nalatenschappen hunner ouders; Jacob kreeg daarbij voor zijn deel het huis de Gulden paternoster. Van zijne tweede vrouw had Adriaan van VecheL eene dochter Adriana, die
| 285 |
huwde met Zeger, zoon van mr. Zeger Adriaanszoon, raad van den Bosch en Aleid van Achelen. d. De H. Leonardus van Vechel.
e. Catharina van Vechel 13), die 3 September 1576 aan haren broeder Adriaan ten behoeve van diens kinderen verkocht een vierde in een huis en hofstad, staande te Gorinchem in de Kruisstraat achter de kerk, dat Adriaan van Kuyl Floriszoon, schout van die stad, had getransporteerd aan haren broeder heere mr. Lenart Vechel, canonick ende pastoor der Collegiael prochiekercke van Sinte Marten ende Sint Vincent bijnnen Gorinchem, heur deur ende na den dood des voors. wylen Heer ende mr. Lenarts, heurs brueders, aengecomen ende geadvolveert. (Reg. n° 225 fol. 583).
f. Lysken of Elisabeth van Vechel, die trouwde met Aernt Mars, leerlooier te den Bosch, zoon van Arnold en Hadewig Ketelaer 14), dochter van Willem Albertszn. Zij hadden slechts een kind Hadewig of Haesken Mars, die trouwde met Jan Janszoon van den Laer. Aernt Mars hertrouwde na doode van Lysken van Vechel met Catharina, dochter van Jan Andrieszoon, die hem drie zonen schonk: Nicolaus, Johannes 15) en Leonard Mars, welke laatstgenoemde trouwde voor de laatste maal met Henrica N., welke hem schonk eene dochter Elisabeth Mars, die huwde met den schipper Seger Hermanszoon.
g. Dirckje van Vechel, die huwde met Adriaan, zoon Matheus van Herlaer. Hunne kinderen waren Matheus, Goijard, Aelken en Anneken van Herlaer.
| 286 |
Noten | |
1. | Dit geschiedde in 1512 (Reg. n° 108 f. 3) |
2. | Men zie over hem blz. 86 hiervoren, alwaar blijkt, dat hij de zwager was van Herman de Ruyter. |
3. | Hij bezat het huis de Witte Valk in de Vughterstraat (Reg. n° 277 f. 46 vso). |
4. | Deze Hendrick Roggen had van Anneken N. deze kinderen: a. mr Reinier Roggen, van wien het Geel huis geërfd werd door diens dochter Barbara Roggen. b. Barbara Roggen, die na laatstgenoemde den 17 Februari 1599 eigenares werd van dat huis en huwde met 1° Gornelis Wouterszoon van Tilborch; 2° Peter, zoon van Nicolaas Janszoon; hare kinderen uit den eersten echt erfden dit huis, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 2 December 1600 (Reg. n° 235 f. 41 vso) |
5. | Zij was de moeder van mr. Henrick en Guilliam de Vos voornoemd. |
6. | Deze was een zoon van Jan de Vos en Maria Vastaerts. |
7. | Gerardus van der Wetten, schoenmaker te den Bosch, verkocht 31 Oct. 1757 een huis, staande aan de Vughterstraat aldaar, eertijds genaamd de Voetangel, daarna de Bonte Koe, begrensd ex uno door het huis van Petrus Scheffers en ex alio door dat van Johan Peymans en zich uitstrekkende achterwaarts tot het huis van Verhaeren; met een gangetje kwam het uit in de Postelstraat. Kooper daarvan werd toen Anthony van Kruystraten (Reg. n° 573 blz. 79). Het huis van genoemden Johan Peymans werd 7 Mei 1760 verkocht aan Theodorus Luyckx, koperslager te den Bosch; het was genaamd het Verguld Hekken en is thans het huis van Jan van Gulick-van Roosmalen, genummerd 41; in dit huis werd van 1797-1800 bij deszelfs toenmaligen eigenaar Luyckx bewaard het H. Sacrament van Mirakel van Hasselt (in België). Het huis de Voetangel werd 12 Aug. 1801 verkocht aan Simon Antonius Luyckx te den Bosch en is thans de apotheek der firma Woltering. |
8. | Dit woord beteekent kapitaal. |
9. | Register n° 651 f. 393. |
10. | Zijne kinderen waren Cornelis, Catharina, Anna en Aelken van Vechel; beide laatstgenoemde dochters erfden het huis de Gulden paternoster. De afstammelingen van genoemden Cornelis staan vermeld in Taxandria X, pag. 261. |
11. | Hij was, toen hij met Yken van Vechel huwde, weduwnaar van Anneken van den Bersselaer; tijdens zijn huwelijk met deze bezat hij huizen te Zutphen. |
12. | Hij was eigenaar van het huis, genaamd de Gulden Flesch, staande aan de Groote Markt te den Bosch naast het huis de Sampson; het is thans een succursaal van het Commissariaat van Politie. Zijne kinderen waren, behalve genoemde Arnold: Adriaan, koopman te den Bosch; Gerard, die huwde met Jacomina Kuysten Henricksdochter en Ida, gehuwd met den kapitein Richard Fosters. |
13. | Men zie over haar Schepenregister van den Bosch n° 240 fol. 77; J. Hezenmans in de Dietsche Warande X p. 205 en het werk van Estius over de Martelaars van Gorcum. |
14. | Arnold, zoon van Dirck Arnoldszoon Mars en Heylwich van Diepenbeeck Dircksdr., verkocht 22 Aug. 1543 de helft van een huis op het Hinthamereind te den Bosch. |
15. | Deze Nicolaus en Johannes Mars noemden zich in 1606 descendenten van Aerd Beys, zoon van Aerd Beys Aerdszn. |
1881 | G.J. Muraij (partikulier) |
1908 | J. van Gulick-Luyckx (groothandel in garens en kramerijen) |
1943 | fa. J. van Gulick-Luyckx (huishoudelijke artikelen) |